“Vroeger kregen mijn ouders eenmaal per jaar een bolustaart van Theeboom, dat was dé koshere bakker waar ze behalve kosher brood ook kosher gebak verkochten. De helft van de taart was met orgeade en de andere helft met gember. Orgeade wordt gemaakt van amandelen en suiker. Je koopt het in de winkel, maar voor dit recept maak je het zelf.
Mijn broers en ik vochten elkaar de tent uit voor de orgeadebolussen vanwege de smeuïge vulling, de knapperige suikerkorstjes en de manier waarop de bolussen aan elkaar vastgeplakt zaten. De gemberbolussen lieten we liggen; maar gelukkig waren er altijd genoeg gasten die deze voor ons wilden opeten.
In alle kookboeken over de Nederlands-Joodse keuken vind je wel een recept voor dit heerlijke taartje. Mijn recept komt grotendeels uit het kookboek van Bea Polak. Niet alleen de recepten zijn allemaal anders. Ook de benaming van dit gerechtje is onderhevig aan discussie. Want is het een bolus of een bole? Het gerecht is door de Spaanse Joden meegenomen naar Nederland. De naam komt van het woord bole, wat ‘bolletje’ betekent. In onze familie kwamen we na hevige discussie tot de conclusie: één bole en twee bolussen”.