De werkelijke prijs van goedkoop vlees

Het prijskaartje op het goedkope vlees in de supermarkt is onvolledig. Naast dierenleed brengt de productie van vlees allerlei maatschappelijke kosten met zich mee die deels in geld uit te drukken zijn maar niet in rekening gebracht worden. Een extra belasting op vlees kan het begin van verandering zijn, betoogt Philip Limberly, directeur van Compassion in World Farming.

Door: Philip Limberly
Het lijden van dieren achter de gesloten deuren van de intensieve veehouderij is bijna onvoorstelbaar. Leghennen worden in zulke kleine kooien gepropt dat ze zelfs hun vleugels niet uit kunnen slaan. Zeugen brengen een groot deel van hun leven opgesloten tussen stalen stangen door. Ze kunnen zich niet omdraaien en niet op een fatsoenlijke manier met hun biggetjes communiceren. Broedkuikens worden gefokt om sneller te groeien dan hun eigen lichaam bij kan houden, wat leidt tot allerlei lichamelijke problemen zoals verlamming, zwakke of gebroken botten, infecties en orgaanuitval.

Het moment dat mijn ogen open gingen voor de realiteit van de intensieve veehouderij en de gevolgen hiervan voor dieren was een keerpunt in mijn leven. Een spreker van Compassion in World Farming –de organisatie waarvan ik nu het voorrecht geniet directeur te zijn- hield op mijn school een lezing over ‘de herkomst van ons voedsel’. Ik herinner me dat ik foto’s zag van leghennen in kooitjes en zwoer bij mezelf dat ik hier wat tegen zou gaan doen. Tien jaar later was ik werkzaam bij Compassion in World Farming.

Tijdens mijn leven ben ik mij steeds meer zorgen gaan maken over de verstrekkende invloed van de intensieve veehouderij. Deze vervuilt het milieu en vergiftigt de natuurlijke omgeving met een reeks potentieel dodelijke gifstoffen. Ook de resistentie tegen antibiotica is nauw verbonden met de intensieve landbouw. Dieren in de intensieve veehouderij krijgen regelmatig antibiotica toegediend bij hun voer of water vanwege het verhoogde gevaar van ziekte door de manier waarop ze in grote aantallen onder onmenselijke omstandigheden en overbevolkte stallen gehouden worden. Er is overweldigend bewijs dat het gebruik van antibiotica in de intensieve veehouderij bijdraagt aan de toegenomen resistentie van het menselijk lichaam tegen antibiotica. Door deze toegenomen resistentie dreigt de situatie te ontstaan dat we levensbedreigende ziektes niet meer effectief kunnen behandelen.

In het systeem van de intensieve veehouderij worden dieren binnen opgesloten terwijl hun voer elders wordt verbouwd en naar hen toe gebracht moet worden. Sterker nog, er zouden drie miljard mensen extra gevoed kunnen worden als de dieren die nu met graan gevoed worden op grasland gehouden zouden worden en het graan voor mensen beschikbaar zou zijn. Met deze kennis is het frustrerend te moeten horen hoe de intensieve veehouderij claimt de oplossing te zijn voor een groeiende wereldbevolking. De waarheid is dat we nu al voldoende voedsel produceren maar dat veel hiervan verspild wordt. En één van de meest voorkomende manieren van verspilling is het voeren van graan aan dieren in de intensieve veehouderij. De opkomst van de intensieve veehouderij en ‘goedkoop’ vlees heeft wereldwijd eveneens geleid tot aanzienlijke overconsumptie. De overmatige consumptie van rood en bewerkt vlees wordt in verband gebracht met een serie ernstige gezondheidsproblemen waaronder obesitas, diabetes en kanker.

Het verband tussen intensieve veehouderij en de afname van wilde dieren is minder zichtbaar en relatief onbekend. Ook bij mij duurde het even voor de reikwijdte van het probleem volledig tot me was doorgedrongen. Het inzicht dat me er toe aanzette een boek aan dit onderwerp te wijden ontstond een paar jaar geleden tijdens een bezoek aan Zuid-Afrika. Ik ging naar het Boulders strand bij het Kaap-schiereiland, waar een kolonie Afrikaanse pinguïns zich sinds kort in de buurt van een woonwijk had gevestigd. In het bezoekerscentrum werden allerhande pinguïnartikelen verkocht. Ik was echter vooral onder de indruk van de getoonde lijst met ‘bedreigingen’ van de pinguïn, waaronder overbevissing door de visserij. Met andere woorden: pinguïns worden met uitsterven bedreigd omdat wij hun voedsel uit de zee halen. Je zou verwachten dat deze vis op ons bord belandt, maar het grootste deel wordt de halve wereld over gesleept en gevoerd aan dieren in de intensieve veehouderij.

Ik ontdekte dat de Afrikaanse pinguïn in Zuid Afrika en de Humboldt pinguïn in Peru fors in aantal achteruit zijn gegaan. Omdat de vis uit zee gehaald wordt sterven deze zeevogels ongezien. Dat is waarom ik besloot de zaak uit te spitten en het boek Dead Zone: Where the Wild Things Were te schrijven om het probleem onder de aandacht te brengen. Ik onderzocht hoe vele andere gekoesterde wilde dieren in hun bestaan bedreigd worden door de intensieve veehouderij en wat ik ontdekte was onthutsend. Het bewijs is overweldigend. We hoeven alleen maar onze conclusies te trekken. Op Sumatra wordt de laatste habitat van de Sumatraanse olifant vernietigd door ontbossing voor palmplantages. Een groot deel van de palmproducten is bestemd voor voer voor de intensieve veehouderij in Europa. Het inkrimpen van hun habitat zorgt voor toenemende problemen tussen olifanten en de plaatselijke bevolking. Er zijn er nog slechts ongeveer 2500 over.

In Brazilië is de gestage opmars van soja en de steeds maar uitbreidende grootschalige landbouw de boosdoener. Brazilië is ‘s werelds grootse soja exporteur. Het eens zo rijke en gevarieerde regenwoud wordt vernietigd. Voor de jaguar blijft er weinig over: geen thuis, geen voedsel en geen bescherming tegen de landeigenaren die hem als plaag zien. Er leven nu nog maar ongeveer 15.000 jaguars in het wild, waarvan de helft in Brazilië. De toekomst van de soort hangt aan een zijden draadje.

Het verlies van dergelijke iconische diersoorten is een hoge prijs die we moeten betalen voor het goedkope vlees in het schap van de supermarket. In werkelijkheid is dit ‘goedkope vlees’ door de enorme niet verdisconteerde kosten op het gebied van milieu, gezondheid en de impact op wilde dieren helemaal niet goedkoop. Hier schiet de economie tekort. Tijd voor een belasting op goedkoop vlees? In Nederland wordt er door verschillende partijen, waaronder de Vegetariërsbond, gepleit voor het invoeren van een dergelijke belasting. Natuurlijk, niemand zit te wachten op hogere belastingen. Maar wie kan hier tegen zijn als het betekent dat we ons gedrag veranderen en beter, dat wil zeggen minder producten uit de intensieve veehouderij gaan eten? Een belasting op goedkoop vlees kan boeren aansporen om over te stappen op een werkwijze die vriendelijker is voor het milieu en de dieren. Ik ben er van overtuigd dat de kosten van goedkoop vlees in rekening gebracht moeten worden.

Een belangrijke oplossing ligt in een ander soort landbouw. Ik heb boeren ontmoet die afscheid hebben genomen van een op chemie gebaseerde landbouw. Pioniers die hun vee weer lieten grazen en zich wisten te ontdoen van de afhankelijkheid van graan. Kampioenen natuurbescherming die hun boerenbedrijf afstemden op de natuur, in plaats van deze tegen te werken. Er ligt voor onze voeding een prachtige toekomst in het verschiet, maar we moeten wel nú handelen.

Wanneer dieren weer op de juiste manier op het land gehouden worden, in een goed beheerd, gemengd bedrijf met wissellandbouw, dan kan ons landschap weer vitaal en tot leven gewekt worden, met een keur aan positieve effecten voor zowel gedomesticeerde als wilde dieren.